Een landdrost, drost of drossaard was in de late middeleeuwen, vooral in noordwestelijk Duitsland (aan de Nederrijn, in Westfalen en Oost-Friesland) maar ook in Mecklenburg, Sleeswijk-Holstein en in de Nederlanden, een functionaris die voor een bepaald gebied de landsheer vertegenwoordigde met als taken handhaving openbare orde, wetgeving, rechtspraak en verdediging van het toegewezen territorium.[1] In de Franse tijd werd de term landdrost ingevoerd voor een Nederlands bestuursambtenaar die een bepaald gebied bestuurde.