Laster is het kwaadspreken over een ander. Specifiek wordt er leugenachtige kwaadsprekerij mee bedoeld die als doel heeft om iemand in zijn eer, zijn goede naam of zijn aanzien tegenover anderen te beschadigen. Ook de leugenachtige bewering zelf wordt doorgaans met de term laster aangeduid. Het woord kwam al in het Oudnederlands voor waar het de betekenis had van 'schande' of 'smaad'. In het Middelnederlands kreeg het de betekenis van 'schandelijke bejegening'. De handeling van het kwaadspreken zelf wordt lasteren genoemd.[1]
Laster is in België en Nederland ook een strafbaar feit. De exacte invulling van het rechtsbegrip is in beide landen verschillend. In België is sprake van laster als iemand een ander kwaadwillig beschuldigt van een bepaald feit (dat zijn eer kan krenken of hem aan de openbare verachting kan blootstellen) terwijl het wettelijk bewijs van de waarheid van dat feit niet geleverd wordt. Er is sprake van eerroof als de wet het leveren van dit bewijs niet toestaat of indien het feit niet meer kan worden bewezen (bijvoorbeeld door verjaring). In Nederland is laster een strafverzwarende vorm van smaad waarbij de lasteraar weet dat het ten laste gelegde feit niet waar is. Als de dader niet hoefde te weten dat de beschuldiging in strijd met de waarheid was, of als de beschuldiging waar is, kan er slechts sprake zijn van smaad.
Daarnaast kan smaad en laster aantasting van de eer en goede naam opleveren. Daartegen kan via het burgerlijke recht worden opgetreden op grond van de onrechtmatige daad. Het verschil met het strafrecht is dat in het civiele recht een afweging plaatsvindt tussen het recht op eer en goede naam en de vrijheid van meningsuiting. Er kan dus eerder sprake zijn van onrechtmatige schending van eer en goede naam, dan van het strafrechtelijke smaad of laster.[2]