De Londense polyglotbijbel was de laatste van de in totaal vier grote polyglotbijbels die in de zestiende en zeventiende eeuw in Europa werden gedrukt. De drie daarvoor waren de Complutensische polyglotbijbel (1514 -1517), de Antwerpse polyglotbijbel (1568-1572) en de Parijse polyglotbijbel (1629-1645). De Londense bijbel werd in zes delen gedrukt. Het eerste deel verscheen in 1654, het tweede in 1655, het derde in 1656. De drie laatste delen verschenen in 1657. Deze bijbel bevatte in totaal negen talen waarin teksten werden gedrukt. Dat waren Hebreeuws, Aramees, Samaritaans, Grieks, Latijn, Syrisch, Ethiopisch, Arabisch en Perzisch. Van alle niet-Latijnse teksten was een Latijnse vertaling aanwezig.
Bij de initiatiefnemers en/of drukkers van de eerste drie polyglotbijbels had de onderneming tot grote financiële moeilijkheden en ook wel compleet bankroet geleid. De Londense polyglotbijbel was het eerste literaire werk in Engeland waar men van te voren op kon intekenen. Voor een bedrag van £ 10. kreeg men de gehele bijbel. Ruim binnen een jaar was op deze wijze ruim £4000 beschikbaar gekomen. Het was voldoende op om het drukproces zonder financiële risico's aan te vangen. Ter vergelijking; de aankoopprijs van de Parijse polyglotbijbel bedroeg in het eerste stadium het vijfvoudige.
De typografie en het kaartmateriaal van deze bijbel was vergeleken met de andere en vooral met die van zijn directe voorganger, de Parijse bijbel, aan de sobere kant. Deze bijbel was echter in wetenschappelijk opzicht veruit superieur aan de andere. Tot in de negentiende eeuw werd deze bijbel gebruikt als het voornaamste werk voor kritisch bijbelonderzoek.