Ludovicus Baekelandt

Ludovicus Baekelandt
Ludovicus Baekelandt
Geboren 17 januari 1774
Lendelede
Overleden 2 november 1803
Brugge
Straf Doodstraf

Ludovicus Baekelandt of Lodewijk Baekelandt (Lendelede, 17 januari 1774Brugge, 2 november 1803) wordt beschouwd als de leider van een roversbende die op het einde van de 18e eeuw in West-Vlaanderen actief was.

Baekelandt werd geboren in een huisje gelegen aan de Beiaardstraat tussen de Beiaardlinde en de uitweg van het Aerdgoed te Lendelede, uit een incestueuze verhouding tussen Carolus Baekelandt en diens stiefdochter Anna-Maria De Jaegere. Hij werd op zesjarige leeftijd (een jaar na het overlijden van zijn vader) uitbesteed bij boerengezin Verraes. Ondertussen woonde hij op de Stinkeputten. Later werd hij boerenknecht bij boer Catulle in Ingelmunster, vanaf 1795 bij de weduwe Schoonheere in Staden. Daar ontmoette hij ook schoenmaker Mattheus Danneel en horlogemaker Jan-Augustijn Busschaert.

In 1799, een jaar na de afkondiging van de bloedwet, liet Baekelandt zich als plaatsvervanger inlijven in het Franse leger, omdat hij daar als vrijwilliger geld voor kreeg. Hij had gehoopt dat hij op die manier gemakkelijk wat geld kon verdienen, maar al snel kreeg hij problemen met de militaire orde en tucht. Hij deserteerde vrijwel onmiddellijk en keerde terug bij de familie Busschaert. Busschaert en Danneel pleegden samen met familie en kennissen verschillende diefstallen in de streek van Staden. Baekelandt hielp een paar keer mee. Hij werd opgepakt eind 1799 als deserteur, deserteerde opnieuw en belandde in Pittem waar hij Amand Simpelaere, een andere deserteur, leerde kennen. Beiden werden opgepakt op 31 oktober 1800 maar deserteerden in Luxemburg, tijdens een veldtocht van het Franse leger naar Oostenrijk

Tussen 19 januari en 19 maart 1801 pleegden ze tien misdrijven, soms bijgestaan door hun minnaressen Belle Van Maele en Ciska Hommee (Ameye).

Baekelandt en zijn trawanten hadden het vooral op eten, geld, juwelen en kleding gemunt. Vanaf 19 maart 1801 werden Baekelandt en zijn bendeleden gevangengenomen voor 22 misdrijven, waaronder struikroverij en diefstallen met inbraak, maar ook doodslag en moord. De bende werd in afwachting van hun proces gevangengezet in de kelder van het Brugse Vrije op de burg in Brugge.

Op 3 augustus 1803 begon het proces onder massale belangstelling in het gerechtshof van Brugge. Meer dan honderd getuigen legden verklaringen af ten laste van Baekelandt. Toen het proces vier maanden later op 20 augustus 1803 afgelopen was, had de jury 590 vragen beantwoord. Het vonnis was bijzonder streng. 21 mannen en 3 vrouwen kregen de doodstraf door onthoofding op het schavot. De anderen werden veroordeeld tot 16 jaar dwangarbeid (de 'ijzers'), of de schandpaal en 16 jaar tuchthuis.

Op 2 november 1803 werden Baekelandt en zijn ter dood veroordeelde trawanten naar hun executieplaats geleid op de grote markt van Brugge, waar ze in de loop van de morgen -onder grote publieke belangstelling- werden terechtgesteld. De ter dood veroordeelden droegen volgens de kroniek een rood hemd en hun handen waren op de rug gebonden.


From Wikipedia, the free encyclopedia · View on Wikipedia

Developed by razib.in