De maatschappelijke geldhoeveelheid, ook wel primaire geldhoeveelheid of primaire liquiditeitenmassa, afgekort M1, is een begrip uit de macro-economie.
Het begrip omvat al het chartaal en giraal geld dat in handen is van het publiek – particulieren en ondernemingen met uitzondering van het kasgeld van de geldscheppende (primaire) banken. Dat geld wordt niet meegeteld omdat dat kasgeld uitsluitend dient ter dekking van de direct opeisbare tegoeden in handen van het publiek, dat wil zeggen het girale geld. Zou men dat geld wel meetellen dan ontstaan dubbeltellingen.
Geldschepping houdt in dat de maatschappelijke geldhoeveelheid toeneemt. Dit gebeurt vooral door kredietverlening van de algemene banken aan het publiek. Tegenover geldschepping staat geldvernietiging, per definitie een afname van de maatschappelijke geldhoeveelheid, bijvoorbeeld door aflossingen van kredieten door het publiek.
Het Nederlandse CBS definieert het begrip maatschappelijke geldhoeveelheid als volgt: "De in omloop zijnde bankbiljetten en munten en tegoeden die onmiddellijk in contanten kunnen worden omgewisseld of die kunnen worden gebruikt voor girale betalingen."[1]