Mesenchym

Mesenchym van een kippenembryo. 2 dagen na de bevruchting. epimere=epiblast
Dwarsdoorsnede door het slokdarmhoofdmembraan van een kippenembryo van vijfentwintig uur oud
Mesenchymatische stamcel

Mesenchym[1] of embryonaal bindweefsel is weefsel dat door ingressie vooral ontstaat uit het mesoderm van het embryo (mesoblastische oorsprong) en bestaat uit stervormig vertakte cellen. Ook uit bepaalde delen van het ectoderm (neurale lijst) en endoderm (lamina praechordalis) ontstaat mesenchym. De eerste cellen van het embryo die mesenchym vormen, zijn de extra-embryonale cellen van het trofectoderm. Deze migreren van het lichaam van de blastocyst naar de endometriumlaag van de baarmoeder om bij te dragen aan de vorming van de placenta.

Uit het mesenchym ontstaan bindweefsel, kraakbeen, botweefsel, lymfevaten, bloedvaten (endotheel, glad spierweefsel) en bijhorende organen. De gelatineuze massa bevat collageenbundels en fibroblasten. Vimentine (type III intermediaire filamenten) vormt een belangrijk onderdeel van mesenchymcellen. Het metanefris mesenchym is een van de twee embryologische structuren die de start vormen van de nier, de andere is de urineleiderknop. Het ligt als een kapje om het verwijde uiteinde van de urineleiderknop.

Simplicomorpha gigantorhabditis is een tweeslachtige worm met als kenmerkende eigenschap dat het geen gonaden heeft. In plaats daarvan plant hij zich voort door middel van gameten, die hij produceert uit mesenchym. Ook Acoelomorpha, waaronder Flagellophora apelti, planten zich voort door middel van gameten, die uit het mesenchym, dat tussen de epidermis en de spijsverteringsvacuole voorkomt, gevormd worden .[2]

Mesenchym komt in het menselijk embryo voor vanaf de derde week vanaf de bevruchting. De eerste vorming van mesenchym vindt plaats tijdens de gastrulatie vanuit de epitheel-mesenchymale overgang (EMT). Deze overgang vindt plaats door het verlies van cadherine, zonula occludens, zonula adhaerens en desmosomen op de celmembranen van epitheelcellen. De oppervlaktemoleculen ondergaan endocytose en het cytoskelet van de microtubuli verliest vorm, waardoor het mesenchym langs de extracellulaire matrix (ECM) kan migreren. De epitheel-mesenchymale overgang vindt plaats in embryonale cellen en vereist migratie door of over weefsel, en kan worden opgevolgd door een epitheel-mesenchymale overgang voor het vormen van secundaire epitheelweefsels. Embryologische mesenchymale cellen brengen proteïne S100-A4 (S100A4) tot expressie, ook bekend als het fibroblast-specifiek eiwit, wat indicatief is voor hun gedeelde eigenschappen met de migrerende volwassen fibroblasten, en c-Fos, een oncogen geassocieerd met de downregulering van het epithele cadherine. Zowel de vorming van de primitieve streep als het mesenchymweefsel zijn afhankelijk van het Wnt/β-catenine-reactiepad. Specifieke markers van mesenchymweefsel omvatten de extra expressie van ECM-factoren zoals fibronectine en vitronectine.

  1. Everdingen, J.J.E. van, Eerenbeemt, A.M.M. van den (2012). Pinkhof Geneeskundig woordenboek (12de druk). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
  2. Barnes, Robert D. (1982). Invertebrate Zoology. Holt-Saunders International, Philadelphia, PA, p. 229. ISBN 978-0-03-056747-6.

From Wikipedia, the free encyclopedia · View on Wikipedia

Developed by Tubidy