Het Middelnederduits, ook wel Middelsaksisch (Sassisch (Saksisch),[1][2] Dǖdisch, Nedderlendisch, Ôstersch), is de voortzetting van het Oudnederduits en de voorloper van het moderne Nederduits. Het was de geschreven taal van de Hanze en de gesproken taal van Noord-Duitsland, Noord- en Oost Nederland en gemeentes daarbuiten. De periode van het Middelnederduits valt tussen ongeveer 1200 en 1650 volgens Peters (2000).[3]
Naburige talen waren het in het westen, het Middelhoogduits in het zuiden, Slavische talen in het oosten en het Deens in het noorden.
In de moderne taalwetenschap wordt het Middelnederlands niet meer tot het Middelnederduits gerekend. In de oudere taalwetenschap daarentegen werd het soms wel erbij gerekend.