Een mineraal is een in de natuur voorkomend element of anorganische verbinding met een omschreven chemische samenstelling en karakteristieke kristalstructuur.[1] Tot de mineralen behoren veel uiteenlopende vaste stoffen, variërend van zuivere elementen en eenvoudige zouten tot complexe silicaten die in duizenden vormen kunnen voorkomen. Veel mineralen zijn opgebouwd uit een vaste oplossing en hebben een variabele samenstelling. De wetenschap die de samenstelling en eigenschappen van mineralen bestudeert heet de mineralogie.
In de geologische betekenis worden mineralen meestal gezien als homogene stoffen die gevormd worden uit anorganische processen. Er bestaan echter ook biogene mineralen (zoals calciet), of mineralen die in scheikundige zin een organische verbinding zijn (zoals melliet). Silicaatmineralen vormen ongeveer 90% van de aardkorst.[2] Andere belangrijke groepen mineralen zijn bijvoorbeeld de sulfiden, oxiden, halogeniden, carbonaten, sulfaten en fosfaten.
De term 'mineraal' verwijst binnen de voedingsleer naar bepaalde anorganische micronutriënten die nodig zijn voor de groei en overleving van een organisme. Ionen van elementen als natrium (Na+), calcium (Ca2+) of chloor (Cl–) spelen een belangrijke rol in diverse fysiologische processen. Het onderscheid tussen de betekenissen is gradueel.