Mudejar (Spaans: Mudéjar) is een benaming die in Spanje werd gebruikt ter aanduiding van de plaatselijke moslims tijdens en na de reconquista.
Het is een verbastering van het Arabische woord mudajjan (دجن "temmen"). De mudéjares dienden zich te onderwerpen aan de niet-moslimautoriteiten in de gebieden die de christenen op het Iberisch Schiereiland heroverd hadden. Net zoals eerder de christenen (de Mozaraben) tijdens de moslimoverheersing het moslimgezag dienden te erkennen.
De bestuurders van de christelijke koninkrijken probeerden, vanaf het moment dat ze met de inname van Toledo in 1085 een grote moslimbevolking onder hun hoede kregen, een scheiding te maken tussen christenen, joden en moslims. Naar inspiratie van de islamitische dhimmi's werd aan de lokale moslim- en jodenbevolking vaak een vorm van godsdienstvrijheid en bescherming geboden. Daarbij speelden economische en financiële factoren een rol. De moslims waren vaak ambachtslieden of landbouwers en hun kennis en werkkracht kon gebruikt worden.
Iedere regio had zijn eigen regels, maar de beide minderheden waren genoodzaakt samen te leven in hun eigen gemeenschappen omdat dit de enige mogelijkheid was om hun religie te beoefenen. Door verordeningen werden moslims en ook joden soms gedwongen hoeden, insignes, kleren of zelfs bepaalde kapsels te dragen.[1]