Muhammad Shah (Mogolkeizer)

Muhammad Shah, miniatuurportret rond 1720-1730.

Raushan-Akhtar Muhammad Shah (Urdu: محمد شاه) (Ghazni, 17 augustus 1702 - Delhi, 26 april 1748) was padisjah ("keizer") van het Moghulrijk tussen 1720 en 1748. Tijdens zijn regering verloren de Mogols de laatste resten van hun macht over de westelijke Deccan, Malwa, Gujarat aan de Maratha's. De gouverneurs (subahdars) van Bengalen, Haiderabad, Sindh en Avadh erkenden de Mogolkeizer feitelijk alleen nog in naam. In 1739 volgde een verder dieptepunt, toen de Perzische veldheer Nader Sjah de Mogols versloeg en de keizer gevangen nam. De Perzische troepen plunderden de Mogolhoofdstad Delhi. Al het gebied ten westen van de Indus werd aan de Perzen afgestaan. Muhammad Shah lijkt volstrekt de verkeerde man geweest te zijn voor het moment. Hij wordt door tijdgenoten beschreven als een zachtaardige man die weinig interesse toonde in politiek, hoewel dat een maskerade kan zijn geweest om geen ruzie met de moordzuchtige hovelingen te krijgen. Hij was geïnteresseerd in de kunsten en aan zijn hof kwamen muziek, schilderkunst en dichtkunst weer tot bloei, na de sobere periode onder Aurangzeb. Muhammad Shah verving in 1723 het Perzisch als hoftaal door het Urdu, de taal van de bevolking van Hindoestan.


From Wikipedia, the free encyclopedia · View on Wikipedia

Developed by Tubidy