Mus is een ondergeslacht van het geslacht Mus dat inheems is in Europa, Azië en Noord-Afrika. De huismuis (Mus (Mus) musculus), een soort uit deze groep, is over de hele wereld verspreid.
Bij de leden van dit ondergeslacht ontbreekt, anders dan bij Pyromys, de supraorbitale rug. Het interorbitum is smaller dan 4 mm en de foramina incisiva zijn lang en smal. De vacht is niet stekelig. De ogen zijn groot. Vrouwtjes hebben 3+2=10 mammae.[1] De leden van dit ondergeslacht leven in Azië in graslanden; veel soorten hebben zich tot cultuurvolgers ontwikkeld.
Dit ondergeslacht omvat de volgende soorten:
- Mus booduga (Pakistan, India, Sri Lanka, Bangladesh, Zuid-Nepal, Midden-Myanmar)
- Mus caroli (Ryukyu-eilanden, Taiwan en Zuid-China tot Thailand; geïntroduceerd in Maleisië en West-Indonesië)
- Mus cervicolor (Noord-India tot Vietnam; geïntroduceerd op Sumatra en Java)
- Mus cookii (Zuid- en Noordoost-India en Nepal tot Vietnam)
- Mus cypriacus (Cyprus)
- Mus famulus (Zuidwest-India)
- Mus fragilicauda (Thailand en Laos)
- Macedonische huismuis (Mus macedonicus) (Balkan tot Israël en Iran)
- Huismuis (Mus musculus) (wereldwijd geïntroduceerd)
- Mus nitidulus (Midden-Myanmar)
- Steppemuis (Mus spicilegus) (Oostenrijk tot Zuid-Oekraïne en Griekenland)
- Algerijnse muis (Mus spretus) (Zuid-Frankrijk, Iberisch Schiereiland, Balearen, Marokko tot Tunesië)
- Mus terricolor (India, Nepal, Bangladesh, Pakistan; geïntroduceerd op Sumatra)
- ↑ De cijfers voor het =-teken slaan op het aantal paren van mammae; het cijfer erna is het totale aantal mammae. Om die reden is het nummer na het =-teken altijd twee keer zo hoog als dat ervoor. Dit is de gebruikelijke notatie in de mammalogische literatuur.