Nederlandsche Handel-Maatschappij | ||||
---|---|---|---|---|
De naam van de NHM boven de ingang van het huidige Stadsarchief Amsterdam.
| ||||
Oprichting | 29 maart 1824 Per Koninklijk Besluit | |||
Opheffing | 3 oktober 1964 | |||
Oorzaak einde | Fusie tot Algemene Bank Nederland | |||
Oprichter(s) | Koning Willem I | |||
Eigenaar | Beursgenoteerd | |||
Land | Nederland | |||
Hoofdkantoor | Amsterdam | |||
Dochteronderneming | ||||
Industrie | internationale handel | |||
|
De Nederlandsche Handel-Maatschappij N.V., afgekort NHM, werd op initiatief van koning Willem I in Den Haag opgericht op dinsdag 9 maart 1824. Als feitelijke datum van oprichting kan worden genomen 29 maart 1824, de dag waarop het Koninklijk Besluit tot oprichting werd vastgesteld. De doelstelling was (Art. 59) "bevordering van handel, scheepvaart, scheepsbouw, visserij, landbouw en (het fabriekswezen)", in voortzetting van wat tijdens de Franse overheersing van 1795 tot 1813 was ingezet. Het hogere doel was volgens de koning dat de NHM zou fungeren als een "grote hefboom, strekkende tot opbeuring en aanmoediging van de nationale welvaart". In de praktijk kwam het neer op expansie van de bestaande handel door het inwinnen van gegevens en het zoeken naar nieuwe afzetgebieden, en financiering van industrie en scheepvaart. Door de verbondenheid met de Nederlandse regering speelde de NHM een belangrijke rol in het bevorderen van de handel tussen de Nederlanden en haar koloniën, met name Nederlands-Indië.
De NHM wordt soms wel de opvolger genoemd van de in 1800 opgeheven Vereenigde Oostindische Compagnie, daar ze eveneens in particuliere handen was, aandeelhouders had en de invloed van de Oranjes op het bedrijf voelbaar was. De oprichting van de NHM kan wellicht worden gezien als een poging om de VOC nieuw leven in te blazen door de (tijdens de Franse tijd in het slop geraakte) handel met Nederlands-Indië weer een nieuwe impuls te geven.