Nomaden (van het Oudgrieks νομάδες nomades: herdersvolken, degenen die kudden weiden onder meer Herodotus)[1] zijn mensen of bevolkingsgroepen die geen vaste woon- of verblijfplaats hebben en doorgaans mee met hun vee rondtrekken. Bij uitbreiding wordt de term nomadisch toegepast op verschillende soorten leefwijzen:
pastorale nomaden in de eigenlijke betekenis van het woord, die met hun vee tussen weidegronden reizen. Dit zijn de nomaden in oorspronkelijke zin (νομή = (Grieks) weide, νομεύειν = weiden, laten grazen, hoeden)
nomaden die tussen de verblijfplaatsen van hun klanten reizen, zoals sommige zigeuners, een latere ontwikkelingsvorm
↑enkelvoud ο νομας, νομαδος, kudden weidend en daarmee rondzwervend in Muller, F. en Thiel, J.H.: Beknopt Grieks-Nederlands woordenboek, Wolters, Groningen en Oosthoek's encyclopedie, 1951:"benaming voor herdersvolken, die geen vaste woonplaatsen hebben, maar mét de kudden, wier teelt hun hoofdmiddel van bestaan vormt, van de ene plaats naar de andere trekken. Ook voor rondtrekkende volken of groepen in het algemeen zoals de Zigeuners "