Oedai Saddam Hoessein al-Tikriti (Arabisch: عدي صدام حسين التكريتي, ʿUdayy Ṣaddām Ḥusain al-Tikrītī) (Bagdad, 18 juni 1964 – Mosoel, 22 juli 2003) was de oudste zoon en beoogd opvolger van de Iraakse president Saddam Hoessein en diens eerste vrouw Sajida Talfah. Hij was voorzitter van het Iraaks Olympisch Comité, hoofd van Saddams veiligheidsdienst, uitgever van het dagblad Babel en eigenaar van een radiozender voor jongeren.
Oedai stond in Irak bekend om zijn extravagante levensstijl en zijn wreedheden. Bekend is dat hij en Koesai, zijn broer, als kind door hun vader werden getrakteerd op video's van martelingen, om hen aan deze praktijken te laten wennen. Volgens onder meer een voormalige dubbelganger van Oedai liet deze dikwijls vrouwen die toevallig op straat liepen bij zich komen om ze thuis te verkrachten. Sommigen liet hij daarna vermoorden, zeker als ze tegen de ontvoering en verkrachting hadden geprotesteerd. Olympische sporters die niet aan Oedais verwachtingen voldeden, liet hij martelen aan hun voetzolen. Oedai was trots op zijn reputatie als sadist en noemde zichzelf Abu Sarhan (Arabisch voor 'wolf').
In oktober 1988 viel hij bij zijn vader uit de gratie toen hij tijdens een feestje ter ere van de vrouw van de Egyptische president Moebarak een van Saddams favoriete lijfwachten, Kemal Hana Gegeo, ombracht. Deze lijfwacht had Saddam niet lang daarvoor geïntroduceerd bij een mooie, jonge vrouw, die later zijn tweede echtgenote zou worden. Oedai beschouwde dit als een belediging voor zijn moeder en schoot de lijfwacht koelbloedig neer, ten overstaan van de verschrikte gasten. Later zou president Moebarak Oedai een 'psychopaat' noemen.
Saddam zette Oedai na deze gebeurtenis korte tijd gevangen, maar liet hem vrij na persoonlijke tussenkomst van de Jordaanse koning Hoessein. Saddam verbande hem naar Zwitserland, waar hij assistent van de Iraakse ambassadeur werd. Maar nadat hij in een restaurant had gedreigd iemand neer te steken, werd hij Zwitserland uitgezet. Later werd Oedai door zijn vader gerehabiliteerd en kreeg hij het voorzitterschap van het Iraaks Olympisch Comité en werd hij hoofd van de organisatie die waakte over Saddams persoonlijke veiligheid. Hij kreeg echter nooit meer de status van 'favoriete zoon'.