Een oester is een eetbaar weekdier dat in ondiepe, warme wateren van de oceaan leeft. De schelp bestaat uit twee kleppen, de bovenste is vlak en de onderste gebogen. De buitenkant is ruw, grijskleurig en hard; aan de binnenkant bevindt zich het vlees dat kan variëren van romig beige tot grijskleurig. De smaak varieert van zout tot zacht. Oesters worden meestal levend gegeten.
De meeste soorten zijn te klein om te kunnen worden gegeten, maar de Amerikaanse of gewone oester kan 5–15 cm groot worden en de Japanse oester tot 40cm groot. In warme wateren groeien oesters in 5,5 jaar tot het gewenste formaat; in koelere wateren duurt de groei ongeveer 4 tot 5 jaar.
De Amerikaanse of gewone oesters worden gevangen of gekweekt, met name in de Verenigde Staten (zowel aan de oost- als westkust). In de Atlantische Oceaan worden oesters vooral gekweekt in de gebieden van de Delaware Bay en de Chesapeake Bay, en in de wateren rond Long Island. Er zijn ook kweekgebieden aan de kust van de Golf van Mexico.
In Europa zijn er grote oesterkwekerijen langs de Franse Atlantische kust vanaf Bretagne tot aan Bordeaux. Het Nederlandse centrum van de oesterkweek is Yerseke. Aan de Vlaamse kust rest nog een oesterput in Oostende.