Omar ibn al-Chattab (Arabisch: عمر بن الخطاب) | ||
---|---|---|
![]() | ||
Omar in het Arabisch
| ||
2e Kalief van het Kalifaat van de Rashidun | ||
Periode | 23 augustus 634 – 3 november 644 | |
Voorganger | Aboe Bakr | |
Opvolger | Oethman ibn Affan | |
Geboren | Mekka, Arabië | |
Vader | Khattab ibn Nufayl | |
Moeder | Hantamah binti Hisham | |
Dynastie | Kalifaat van de Rashidun (Arabisch: اَلْخِلَافَةُ ٱلرَّاشِدَةُ | |
Kinderen |
|
Omar I, voluit Omar ibn al-Chattab (Arabisch: عمر بن الخطاب) (Mekka, ca. 584 – Medina, 3 november 644), was van 634 tot 644 de tweede kalief, en daarmee hoofd van het Arabische Rijk. Omar ibn al-Chattab behoort tot de 'Vier Rechtgeleide Kaliefen' en was een van de metgezellen van Mohammed. Wegens zijn onbetwiste rechtvaardigheid kreeg hij van Mohammed de bijnaam al-Faroek en was hij samen met Aboe Bakr de meest intieme raadsman van Mohammed.
Omar was in eerste instantie een felle tegenstander van Mohammed. Echter, op de dag dat hij op pad ging om de profeet te vermoorden, veranderde zijn levensvisie en bekeerde hij zich, in 616, tot de islam. Met zijn bekering zou de moslimgemeenschap 40 gelovigen gaan tellen. Na zijn bekering werd hij een vooraanstaande verdediger van de islam en was hij altijd nauw betrokken bij Mohammed. Omar heeft met name in Medina tijdens de opkomst van de islam actief deelgenomen aan alle belangrijke beslissingen die Mohammed heeft genomen.
Bij de sjiieten wordt de nagedachtenis van Omar verfoeid, omdat hij verhinderd had dat Ali kalief werd[1]. De meeste vervloeken hem als usurpator en beschouwen Abu Bakr en Omar als 'de twee afgoden van de Qoeraisj'[bron?].