Openbaar vervoer te water (OV te water) is eind jaren negentig van de 20e eeuw in Nederland opnieuw geïntroduceerd als vorm van openbaar vervoer. In tegenstelling tot overige veerdiensten, ontvangt OV te water een rijksbijdrage, net als het stads- en streekvervoer, op basis van opbrengstsuppletie. Een veerverbinding kan door de overheid aangemerkt worden als OV te water als het passagiersschip sneller kan varen dan 30 km/h. Veren op de Waddenzee en/of veren die voertuigen op meer dan twee wielen (zoals auto's) vervoeren mogen niet als 'OV te water' worden aangemerkt.
In België hebben de stad Antwerpen en het gemeentelijk havenbedrijf een drietal waterbusverbindingen opgezet voor het woon- en werkverkeer op de Schelde. Van de linker- naar de rechteroever met een stadslijn, voor verkeer van de haven naar het centrum met een havenlijn en voor verkeer vanuit het zuiden met een regiolijn. Voor de uitrol in 2016 is 30 miljoen euro uitgetrokken.[1]