Een openingszin in de literaire betekenis is de eerste zin van een roman, novelle, kort verhaal of poëziewerk. Schrijvers en lezers hechten er waarde aan. Het incipit van een tekst bestaat uit de eerste woorden van de openingszin.[1]
Stephen King, die er soms maanden of jaren bezig is, zegt over de openingszin:
Een openingszin moet de lezer uitnodigen aan het verhaal te beginnen. Hij moet zeggen: Luister. Kom erbij. Hier wil je meer van weten.
Er wetenschappelijk over doen is, alsof je probeert manestralen te vangen in een pot.— Stephen King[2]
Sommige openingszinnen zijn zo bekend, dat zij onderdeel worden van de algemene cultuur en zelfs afslijten tot cliché, bijvoorbeeld Een nieuwe lente en een nieuw geluid van Herman Gorter.
Bij een strikt chronologisch verteld verhaal heeft de openingszin vaak geen bijzondere betekenis en dient hij vooral als aanduiding van plaats, tijd en omstandigheden. Voorbeelden zijn genres zoals handelingen, kronieken en hagiografieën. Zo openen de Handelingen van de apostelen als volgt: In mijn eerste boek, Theofilus, heb ik de daden en het onderricht van Jezus beschreven, vanaf het begin tot aan de dag waarop hij in de hemel werd opgenomen.
Moderne literatuur valt vaker middenin een dramatische scène, om de lezer direct te grijpen en de verhaaltrant duidelijk te maken. James M. Cain begint De postbode belt altijd tweemaal quasi-terloops met: Het zal een uur of twaalf geweest zijn toen ze me van die hooiwagen afgooiden[3] Daarmee wordt niet alleen het beeld geschetst van een ruig, zwervend bestaan, maar laat de auteur meteen zijn stem horen: geen bloemrijke taal, niet verleidelijk, maar snel, glad en dodelijk.[4]
Een opvallend verschil is er tussen de oorspronkelijke uitgave van Robinson Crusoe en een twintigste-eeuwse herwerking tot Nederlands jeugdboek. Het origineel begint in kroniekstijl met de omstandigheden waarin de hoofdpersoon geboren is, de vertaling valt middenin een dispuut met de vader: ‘Maar ik wou graag reizen, de wereld bekijken, en op zee varen,’ antwoordde Robinson Crusoë. ‘Ja, ja,’ zeide zijn vader ongeduldig […].[5]