De paashaas is een fictieve haas die rond Pasen actief is. De paashaas komt volgens negentiende-eeuwse aannames voort uit een Germaanse traditie voor het vieren van de lente en het nieuwe leven.
De haas speelt een prominente rol in paassprookjes. Hij is, naast eieren, een belangrijk attribuut van het niet religieus paasfeest. Er zijn onder andere beeldjes van chocolade en velerlei andere afbeeldingen van het dier. De haas is een belangrijk marketinginstrument voor de paasverkopen.
In Nederland heeft de haas een mandje op zijn rug met daarin paaseieren. Kinderen wordt verteld dat de paashaas deze verstopt, bijvoorbeeld in de tuin of op het balkon tussen de planten. In werkelijkheid wordt dit gedaan door de ouders. Een speurtocht naar die eieren op paasmorgen hoort bij deze traditie. Het betreft vaak eieren gemaakt van chocolade.
Rooms-katholieken vertelden hun kinderen dat de paaseieren door de paasklokken gebracht werden. De kerkklokken gingen na het luiden tijdens de mis op Witte Donderdag naar Rome om er de paaseieren op te halen. Ze kregen vleugeltjes en vlogen zo door de lucht. Omdat dit de protestanten niet aansprak kreeg de paashaas bij hen de rol van eierbrenger.[1]