Paniekstoornis | ||||
---|---|---|---|---|
Classificatie | ||||
Specialisme | Psychiatrie | |||
Coderingen | ||||
DSM-5 | 300.01 | |||
ICD-10 | F41.0 | |||
ICD-9 | 300.01, 300.21 | |||
OMIM | 167870 | |||
DiseasesDB | 30913 | |||
MedlinePlus | 000924 | |||
eMedicine | article/287913 | |||
MeSH | D016584 | |||
|
De paniekstoornis is een psychische aandoening die in het DSM-V is ingedeeld bij de angststoornissen.
Vroeger werd deze aandoening verward met hyperventilatie. Het belangrijkste kenmerk van de stoornis is het regelmatig optreden van paniekaanvallen. Paniek is gewoon in een (levens-)gevaarlijke situatie, maar in het geval van een paniekstoornis is de paniek pathologisch van aard en de mate van paniek staat niet in verhouding tot de omstandigheden. Indien de paniek herhaaldelijk optreedt bij confrontatie met een (specifiek) object of in een (specifieke) situatie, is er mogelijk sprake van een andere psychische aandoening, bijvoorbeeld PTSS of een fobie (zie de exclusies in criterium D).
Paniek is een kortdurende, maar zeer sterke angstaanval die zowel lichamelijke als psychische gevolgen heeft. De persoon heeft tijdens een aanval een verhoogd hartritme, transpireert, heeft ademhalingsproblemen, kan misselijk of duizelig worden en heeft soms koude rillingen. Psychische gevolgen zijn de angst om dood te gaan of de angst lichamelijk letsel op te lopen, een verdoofd gevoel en derealisatie of depersonalisatie.
In veel gevallen komt het voor dat de persoon ook een angst ontwikkelt om een paniekaanval te krijgen. Hij zal in dit geval alle situaties mijden die dit risico met zich meedragen. Dit wordt agorafobie of pleinvrees genoemd. Het DSM-IV onderscheidt de paniekstoornis met en zonder agorafobie als twee afzonderlijke aandoeningen. Het handboek vermeldt ook agorafobie zonder historie van de paniekstoornis (dus agorafobie zonder paniekaanvallen).