De (kelk)pateen (Grieks 'πατάνη' of 'πατήνα', Latijn 'patina', middeleeuws Latijn 'patena': schaal) is een uiterst plat gewalst schijfje van verguld koper of zilver dat precies op een miskelk past en dat behoort tot de vasa sacra van het liturgisch vaatwerk in de Katholieke Kerk. Tijdens de Mis wordt de hostie op de pateen gelegd en later daarop gebroken.
Omdat de pateen gebruikt wordt om er het Allerheiligste op te leggen, moest de pateen vroeger verguld zijn. Tegenwoordig geldt nog steeds de verplichting dat hij uit een edel materiaal wordt vervaardigd. Breekbare materialen zoals aardewerk zijn niet toegestaan.
Tot het Tweede Vaticaans Concilie was enkel de geestelijke bevoegd het liturgische vaatwerk aan te raken, met gewijde handen. Daarom moest een koster witte handschoenen dragen om de miskelk, de pateen en de ciborie klaar te zetten of op te ruimen.
De Anglicaanse Kerk gebruikt de pateen en de miskelk ook.