De persoonskaart was een onderdeel van de bevolkingsregistratie in Nederland tussen 1938 en 30 september 1994.
Een persoonskaart bevat gegevens van één persoon; als dat een gezinshoofd is, staan ook de inwonende kinderen op de kaart. De kaart werd bewaard en bijgehouden door de woongemeente. Na overlijden ging de kaart eerst naar het CBS en daarna naar het Centraal Bureau voor Genealogie.
Op een persoonskaart staan in het algemeen de volgende gegevens:
Op de kaart van een gezinshoofd werden daarnaast voor elk inwonend kind vermeld:
De gegevens zijn in de meeste gevallen met een schrijfmachine op de kaart gezet. De gegevens over verlaten van het gezin door een kind werden vaak geschreven.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden ook datum van afgifte en nummer van het Persoonsbewijs op de persoonskaart aangetekend. De datum werd meestal gestempeld en het nummer geschreven, vaak met PB ervoor (van "Persoonsbewijs").
Persoonskaarten en -lijsten van personen die langer dan een jaar dood zijn, kunnen worden opgevraagd bij het Centraal Bureau voor Genealogie. De adresgegevens worden pas openbaar als de betreffende persoon langer dan twintig jaar dood is.
Op de kaart wordt ook de religie vermeld. Deze vermelding mag door het CBG niet op het uittreksel worden gezet. Ook speciale aantekeningen van de gemeente en de naam van de geneesheer die de overlijdensakte heeft getekend, mogen niet worden vrijgegeven.