De Pest van Antoninus (165-180 n.Chr.) ook wel bekend als de plaag van Galenus, de medicus die de ziekte beschreef, was een antieke pandemie, of van de pokken[1] of van de mazelen,[2] die door troepen, die van de Romeins-Parthische Oorlog (161-166) terugkeerden, in het Romeinse Rijk werden geïntroduceerd.
De Romeinse keizer Lucius Verus, die in 169 stierf, zou een slachtoffer van de ziekte zijn geweest. Hij was mede-regent van Marcus Aurelius Antoninus, naar wiens achternaam, Antoninus, deze pandemie werd vernoemd. Negen jaar later brak de ziekte volgens de Romeinse historicus Dio Cassius opnieuw uit. Op het hoogtepunt zouden er in Rome tot 2000 doden per dag zijn gevallen.[3] Een kwart van de besmette mensen overleed.[4] Het totaal aantal doden is wel op vijf miljoen geraamd.[5] De ziekte zou in sommige gebieden tot een derde van de bevolking hebben gedood en het Romeinse leger hebben gedecimeerd.[6]