Een plantengemeenschap, plantengezelschap of fytocoenon (meervoud: fytocoena), in de vegetatiekunde vaak kortweg gemeenschap genoemd, is een karakteristieke, niet willekeurige groep van planten in een vegetatie. Een plantengemeenschap heeft een zich regelmatig herhalende structuur, zowel in hoogterichting (vegetatielagen met mos-, kruid-, struik- en boomlaag) als in horizontale richting (zoals mozaïekpatronen, gemeenschapsgradiënten en ecologische gradiënten in zomen) als in de tijd (seizoensaspecten).
Een dergelijke groep van planten heeft een bestendigheid en stabiliteit, die niet direct af te leiden is uit die van de afzonderlijke plantensoorten en kan zichzelf binnen bepaalde grenzen in stand houden. Verschillende plantengemeenschappen kunnen elkaar opvolgen (successie) door verandering van het milieu.
Op kale grond ontwikkelen zich het eerst pioniergemeenschappen, waarna bij het rijker worden van de bodem door de afgestorven planten van de pioniersgemeenschap of uitspoeling een nieuwe gemeenschap tot ontwikkeling kan komen.
Voorbeelden zijn het eiken-haagbeukenbos (Stellario-Carpinetum) met een groot verschil in hoogte tussen bomen en ondergroei. Het blauwgrasland (Cirsio dissecti-Molinietum) daarentegen vertoont weinig verschil in hoogte.
Een pioniergemeenschap is bijvoorbeeld een kwelderzegge-associatie (Junco-Caricetum extensae) op zilte grond.