Het woord pogrom (Russisch: погром; pogróm van громить: vernietigen, verwoesten) wordt gebruikt voor gewelddadige aanvallen op bepaalde groepen; etnisch, religieus of andere soorten, die vooral worden gekarakteriseerd door de vernietiging van hun omgeving (huizen, bedrijven, religieuze centra). Vaak gaan pogroms vergezeld met fysiek geweld tegen en zelfs moord op een bevolkingsgroep met de bedoeling om die groep te intimideren en zodoende te verdrijven of te dwingen zich te assimileren met de omgeving.
Het Russische woord "pogrom" duidde een georganiseerde, in tijd beperkte, aanval op de bevolking van een stad of dorp aan. Deze vonden met name plaats in Oekraïne tijdens de Russische Burgeroorlog.[2] In Nederland is deze term sindsdien gewoonlijk gebruikt om er een razzia tegen Joden mee aan te duiden. Dergelijke aanvallen in de voorgaande tijden worden nu ook met deze term aangeduid. Het is geen synoniem voor elke vorm van achteruitstelling van de Joden. In de 20e eeuw zijn er tijdens en na de Tweede Wereldoorlog onder meer pogroms geweest in Rusland, Oekraïne, Polen, Marokko en in nazi-Duitsland.
Soms vond de overheid de pogroms een goede uitlaatklep voor het volk, omdat ze de aandacht van de slechte economische toestand afleidden. Een voorbeeld hiervan zijn de pogroms die in 1881-1884, 1893-1894 en 1904-1905 plaatsvonden in tsaristisch Rusland. Daarbij kwamen enkele duizenden Joden om het leven.[3][4] De daardoor gewekte schrik bewoog enkele honderdduizenden Joden ertoe om naar de Verenigde Staten te emigreren. Veel bloediger nog waren evenwel de jodenvervolgingen die in de Russische Burgeroorlog in Zuid-Rusland en Oekraïne werden aangericht door de Witten: daarbij kwamen meer dan 100.000 Joden om het leven.[4][5]
Voor van overheidswege georganiseerde moordpartijen zoals de Holocaust wordt het woord "pogrom" niet gebruikt.