Het Proto-Indo-Europees (PIE) is de hypothetische voorouder van alle Indo-Europese talen. Deze taal zou hooguit tot het 3e millennium voor Christus gesproken zijn, mogelijk in Anatolië of de vlaktes ten noorden van de Zwarte Zee en de Kaukasus, alvorens uiteen te vallen in vele Europese, Iraanse en Zuid-Aziatische talen. Schriftelijke bewijzen ervan zijn nooit gevonden, maar van het bestaan ervan wordt sinds het begin van de 19e eeuw uitgegaan door taalkundigen.
Argumenten voor de reconstructie van de proto-taal zijn gevonden door talen via bekende wetmatigheden intern te reconstrueren en ook te vergelijken met andere talen. De spreiding van een bepaalde woordenschat over het Indo-Europese taalgebied kan bijvoorbeeld belangrijke informatie verschaffen over de ouderdom van de woorden, hun betekenis en de achterliggende cultuur. Dat geldt ook voor vervoegingen, naamvallen en zinsbouw.