De reuzenslalom bij alpineskiën is een snelheidswedstrijd over een parcours dat voorzien is van poorten.
De poorten bestaan uit twee paar stokken waartussen vlaggen zijn gespannen, deze zijn met grotere tussenruimte geplaatst dan in de slalom. De blauwe en rode poorten wisselen elkaar af om de 15 à 25-30 meter. Gezien de snelheid (die kan oplopen tot 80 km/u) voert de skiër een zeer dynamische en intense actie uit, tijdens welke hij al zijn capaciteiten op het gebied van evenwicht en kracht tentoon moet spreiden. Ook bij de reuzenslalom bestaan de poorten uit buigzame palen, die buigen wanneer de skiër ze raakt, maar die altijd stevig verankerd blijven op de helling. De mogelijkheid om de paal naar beneden te drukken heeft ertoe geleid dat de skiërs ook bij de reuzenslalom bochten maken waarvan de banen zich steeds dichter bij de palen bevinden, wat de snelheid ten goede komt. Ondanks de flexibiliteit van de palen is het contact tussen de paal en de skiër vaak hevig en dit zorgt voor blessures, vooral bij jonge skiërs die niet zijn uitgerust met beschermers.