Richard Milhous Nixon (Yorba Linda (Californië), 9 januari 1913 – New York (New York), 22 april 1994) was een Amerikaans politicus van de Republikeinse Partij. Hij was de 37e president van de Verenigde Staten van 1969 tot 1974.
Daarvoor diende Nixon als Afgevaardigde voor Californië (12e District)[1] van 1947 tot 1950 toen hij werd gekozen als senator voor Californië. In 1952 werd hij door Dwight D. Eisenhower gekozen als zijn running mate voor de presidentsverkiezingen van 1952 die zij ook wonnen. Nixon nam afscheid van de Senaat om de 36e vicepresident van de Verenigde Staten te worden. Na twee termijnen als Eisenhowers vicepresident, stelde Nixon zich kandidaat voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 1960. Hij won de nominatie voor de Republikeinse Partij maar verloor de verkiezingen van senator voor Massachusetts John F. Kennedy. Na een mislukte poging in 1962 om gouverneur van Californië te worden, trok Nixon zich terug uit de politiek en nam zijn oude beroep van advocaat weer op.
Nixon maakte echter een succesvolle comeback in de politiek door de nominatie van de Republikeinse Partij voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 1968 te winnen. Samen met running mate Spiro Agnew versloeg hij de kandidaat van de Democratische Partij, vicepresident Hubert Humphrey. Nixon won ook de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 1972, waarin hij de kandidaat van de Democratische Partij, George McGovern, in een van de grootste politieke overwinningen in de Amerikaanse presidentsverkiezingen ooit versloeg.
Nixons presidentschap werd gekenmerkt door de Vietnamoorlog en het groeiende verzet daartegen in de Verenigde Staten, het voeren van een ontspanningspolitiek met de Sovjet-Unie en het aangaan van relaties met de Volksrepubliek China. Ook werden tijdens zijn presidentschap het Environmental Protection Agency en de Drug Enforcement Administration opgericht en voerde Apollo 11 de eerste maanlanding uit.
Nixon trad op 9 augustus 1974 af toen zijn positie door het Watergateschandaal onhoudbaar was geworden. Hij was daarmee de eerste president van de Verenigde Staten die vrijwillig aftrad. Hij werd opgevolgd door zijn tweede vicepresident, Gerald Ford.