De Rijnoversteek door een gemengde groep 'barbaren' waaronder de Vandalen, Alanen en Sueben (of Sueven) wordt traditioneel gedateerd op de laatste dag van het jaar 406 (31 december 406).[1] Met de oversteek van de Rijn werd een van de veiligste limites oftewel grenzen van het Romeinse Rijk overschreden en daarmee was deze gebeurtenis van cruciaal belang in het verval van het West-Romeinse Rijk. Hiermee begon een golf aan verwoesting van Romeinse steden en de uiteindelijke ineenstorting van de Romeinse bestuurlijke orde in Noord-Gallië. Deze gebeurtenissen leidden vervolgens tot de machtsgreep van drie opeenvolgende usurpators in de provincie Britannia. Derhalve wordt de oversteek gezien als een mijlpaal in de Grote Volksverhuizing waarbij Germaanse en Iraanse stammen[bron?] westwaarts en zuidwaarts bewogen vanuit Scandinavië, Germanië en de noordelijke Donau-oever.