Sekse, geslacht of kunne is het onderscheid bij organismen gebaseerd op het verschil in type geslachtscellen dat ze produceren:[1] mannetjes produceren kleine, mobiele gameten (zaadcellen, stuifmeel), vrouwtjes produceren grote, niet-mobiele gameten (eicellen).[2] Bij de geslachtelijke voortplanting, of seksuele reproductie, smelten deze twee typen geslachtscellen samen tot een zygote, die zich ontwikkelt tot een nakomeling met eigenschappen van beide ouders.
Bij de meeste meercellige en sommige eencellige organismen zijn er twee seksen: vrouwelijk en mannelijk. De vrouwelijke sekse is gedefinieerd als de sekse met de grootste geslachtscellen. Schimmels en sommige andere organismen bestaan in meer dan twee seksen, maar zij planten zich nog steeds in paren voort in elke combinatie van twee seksen. Sommige andere soorten als grondaaltjes of wormpjes kunnen zich zowel geslachtelijk als ongeslachtelijk voortplanten. Sommige soorten zijn hermafrodiet, dat wil zeggen dat ze beide seksen tegelijk hebben.
Er zijn verschillende geslachtsbepalingssystemen, waaronder XY-geslachtsbepaling (XX vrouwelijk, XY mannelijk) zoals bij de meeste zoogdieren, ZW-geslachtsbepaling (ZW vrouwelijk, ZZ mannelijk) zoals bij vogels, X0-geslachtsbepaling (XX vrouwelijk, één X, aangeduid X0 of XO, mannelijk) zoals bij veel insecten en spinachtigen en omgevingsafhankelijke geslachtsbepaling waaronder temperatuurafhankelijke geslachtsbepaling zoals bij veel reptielen en beenvissen en op basis van fotoperiodiciteit zoals bij enkele kreeftachtigen.
Diersoorten als sommige hagedissen en wandelende takken planten zich uitsluitend ongeslachtelijk voort en vele eencelligen planten zich geslachtelijk voort door celdeling; en er zijn soorten die zowel geslachtelijke als ongeslachtelijke voortplanting kennen zoals bladluizen.