De simulatiehypothese stelt dat de omgeving waarin de mensheid leeft en mogelijk zelfs de hele aarde of het universum slechts een computersimulatie is. Deze hypothese is moeilijk te bewijzen of te ontkrachten en een thema in verschillende sciencefictionverhalen en in films.
Volgens Nick Bostrom, een filosoof verbonden aan de Universiteit van Oxford zou men, gebaseerd op de volgende aannamen, kunnen concluderen dat we in een gesimuleerde werkelijkheid leven, als deze allemaal van toepassing zijn:
- Het is mogelijk om bewustzijn te simuleren in een computer, bijvoorbeeld door hersenen te simuleren.
- Het is technisch mogelijk om (in de toekomst) een computer te bouwen die in staat is om miljarden mensen en hun omgevingen te simuleren. Voor het simuleren van een universum of planeet met levende wezens hoeft overigens niet alle materie op elk moment werkelijk gesimuleerd te worden.
- Beschavingen zijn in staat om voort te bestaan ook als ze de techniek onder de knie hebben om zichzelf te vernietigen. Zie hiervoor de Fermiparadox.
- Een beschaving heeft het punt bereikt dat ze een wereld met mensen kunnen simuleren en wil dit ook daadwerkelijk doen. Mogelijk heeft de beschaving daar geen interesse in omdat de beschaving zich zoveel verder heeft ontwikkeld dat ze geen nut zien in het simuleren van mensen. (Volgens het idee van het transhumanisme zal de mensheid zich door de techniek ook snel naar een hoger plan ontwikkelen.)
- Er is aan de bovenstaande voorwaarden voldaan en er worden inderdaad simulaties gedraaid, mogelijk zelfs simulaties binnen simulaties, en de rekenkracht is voldoende om vele simulaties te draaien.
Als dit het geval is zijn er waarschijnlijk vele simulaties parallel aan elkaar gedraaid, en is de kans dat wij niet in een simulatie leven erg klein. Echter, van de vijf hierboven genoemde aannamen is op dit moment geen te bewijzen, waardoor men niet kan concluderen dat de simulatiehypothese toepasbaar is.