Een snavel is de bek van een vogel. Soms wordt daarmee ook de bek van een vogelbekdier (behorende tot de zoogdieren) aangeduid.
De snavel van een vogel bestaat uit hoornachtig materiaal en is in de evolutie van vogels de vervanger geworden van kaken en tanden. Tanden zijn relatief zwaar en het is voor een dier dat doorgaans vliegt, efficiënt om zo licht mogelijk gebouwd te zijn. Sommige vogelsoorten hebben kleine kartels aan de snavel die aan tanden doen denken. Men noemt de streek tussen het oog en de wortel van de bovensnavel, de teugel.
Een vogel gebruikt zijn snavel onder andere om voedsel te grijpen, maar vanwege het ontbreken van tanden is het kauwen vervangen door een aantal andere functies. Sommige vogelsoorten hebben een krop, een uitstulping van de slokdarm ter hoogte van de keel waar de eerste fase van de vertering plaatsvindt. Daarna gaat het voedsel naar de maag. Zaadetende vogelsoorten slikken steentjes in, die in de maag helpen het voedsel te vermalen. Vleeseters slikken (grote gedeelten van) hun prooi geheel in en braken de onverteerbare delen als botten en haar uit als braakballen.