Spekboon | |||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Spekboon | |||||||||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||||||||
Phaseolus vulgaris L. (1753) | |||||||||||||||||||||
Spekbonen | |||||||||||||||||||||
|
De spekboon (Phaseolus vulgaris) is de wat vlezigere variant van de sperzieboon. Spekbonen worden vaak ten onrechte aangeduid als snijbonen. De spekboon heeft echter niet de brede, platte peul die karakteristiek is voor de snijboon. Qua uiterlijk houden spekbonen het midden tussen snijbonen en sperziebonen: de lengte van een snijboon en rond en dik als een sperzieboon. De kleur kan variëren van groen of geel tot paars.[1] De smaak is zoetig. Spekbonen worden vooral aangeboden in augustus en september. Ze zijn ook geschikt om als droogboon te gebruiken. In de teelt worden spekbonen ook wel stokslabonen genoemd omdat ze groeien langs een bonenstakenconstructie gemaakt van stokken. Niet te verwarren met de stoksperzieboon.
De Neckarkönigin is een bekende variëteit. Andere bekende rassen zijn Necores (vrij lang, iets gebogen, middengroen en rond-ovaal tot ovaal in doorsnee), Neckargold (lang, rond, goudgeel, zonder draad) en Blauwschedige Spek (circa 19 cm lang, zwak gebogen, paarse peulen).
Traditioneel worden spekbonen veel gegeten in het noorden van Nederland en Duitsland, al dan niet in gerechten waarin ook spek is verwerkt.