Dit artikel is een deel van de serie over: de dialogen van Plato |
Vroege periode: |
Apologie van Socrates · Charmides |
Protagoras · Euthyphro |
Ion · Crito · Alcibiades I |
Hippias Major · Hippias Minor |
Laches · Lysis · Euthydemus |
Middenperiode: |
Cratylus · Gorgias |
Menexenus · Meno |
Phaedo · Symposium |
Staat · Phaedrus |
Late periode: |
Parmenides · Theaetetus |
Timaeus · Critias |
Sofist · Staatsman |
Philebus · Wetten |
Betwiste geschriften: |
Clitophon · Epinomis |
Brieven · Hipparchus |
Minos · Theages |
Alcibiades II · Minnaars |
Niet geschreven: |
Hermocrates · Ongeschreven leer |
De Staat[1] (Oudgrieks: Πολιτεία Politeia) is een van de bekendste en invloedrijkste dialogen van de Griekse filosoof Plato, geschreven omstreeks 380 v.Chr. Hij legde er de fundamenten van zijn politieke filosofie, maar ook zijn ethiek en zijn Ideeënleer[2] komen aan bod. Plato laat zijn personages, onder wie Socrates en andere aanwezigen, in een aantal gesprekken discussiëren over rechtvaardigheid, de rol van de filosoof, de plaats van de poëzie en de onsterfelijkheid van de ziel. De Staat wordt afgesloten door de Mythe van Er. Als geheel is het werk beroemd vanwege zijn rijke inhoud en literaire stijl en berucht vanwege het totalitaire aspect van de staat die erin ontworpen wordt.