Stadstekenacademie

Stadstekenacademie
Stadstekenacademie
De informatie in deze infobox is afkomstig van Wikidata.
U kunt die informatie hier bewerken.
Jurriaen Andriessen getekend door Reinier Vinkeles, 1764
Gravure met de namen van de leden van de academie in 1768
Joan Holtzhey, Penning van de Academie der Teekenkunst te Amsterdam aan J. Bost, 1795

De Stadstekenacademie (Stads Teekenacademie, Teeken-Academie of Akademie der Teekenkunst) was een 18e-eeuwse kunstacademie in Amsterdam. Het was de voorloper van de Koninklijke Akademie (gevestigd in 1822) en de Rijksakademie van beeldende kunsten (1870). Ook andere Nederlandse steden hadden een dergelijke tekenacademie.[1]

Kunstenaars als Cornelis Apostool, Jan Willem Pieneman en Wouter Johannes van Troostwijk genoten een opleiding aan de tekenschool. De academie organiseerde een jaarlijkse tekencompetitie. De winnaars ontvingen gouden, zilveren en bronzen medailles.[2]

De school was niet zozeer bedoeld om de leerlingen tot kunstenaar te op te leiden, maar om jongeren in aanraking te laten komen met kunst als onderdeel van hun opvoeding.[2] Er was geen formele structuur in de opleiding, hoewel de leerlingen in drie niveaus werden ingedeeld en twee keer per week aanwezig moesten zijn om les te volgen.[3]

De academie had een aantal "ereleden". Dit waren niet-kunstenaars, doorgaans vermogende, invloedrijke regenten die er voor konden zorgen dat de academie goede huisvesting had. Ook betaalden ze voor het benodigde materiaal en het prijsgeld voor de jaarlijkse tekenwedstrijd. In ruil hiervoor konden de regenten status ontlenen aan hun lidmaatschap van de academie. Ook gebruikten ze de academie als gezelligheidsvereniging of om buitenlandse gasten op een indrukwekkende manier te ontvangen.[3]

  1. โ†‘ "Stadstekenacademie te Amsterdam, 1764-1767, Reinier Vinkeles, 1768", Rijksmuseum Amsterdam
  2. โ†‘ a b "Derde prijs voor Wouda Piera", Amsterdam Museum
  3. โ†‘ a b Jaap van der Tas, "Dilettantism and Academies of Art: The Netherlands Example", in Judith H. Balfe (red.), Paying the Piper: Causes and Consequences of Art Patronage, University of Illinois Press, 1993, pp. 44-46

From Wikipedia, the free encyclopedia ยท View on Wikipedia

Developed by Tubidy