Het structuralisme in de Nederlandse architectuur en stedenbouw is een stroming die zich kenmerkt door gebouwen met een geometrische structuur, samengesteld uit vaak kleine eenheden die gerelateerd zijn aan de menselijke maat. Het begin van het structuralisme ligt in het midden van de 20e eeuw en was een reactie op het CIAM-functionalisme (rationalisme),[1] dat geleid heeft tot een stedenbouw zonder identiteit van de bewoners en de gebouwde omgeving. De nieuwe stroming hoorde bij de avant-garde, terwijl de algemene stedenbouw zich tot in de jaren 1970 volgens de oude CIAM-principes verder ontwikkelde.
Structuralisme in het algemeen is een denktrant in de 20e eeuw, die op verschillende plaatsen, in verschillende tijden en in verschillende vakgebieden is ontstaan. Het is onder andere te vinden in de linguïstiek, antropologie, filosofie, kunst en architectuur. De Nederlandse architecten van het structuralisme waren met soortgelijke onderzoekingen bezig als Claude Lévi-Strauss (antropologie) en werkten volgens het principe "langue et parole" van Ferdinand de Saussure (linguïstiek), vooral bij het thema participatie met de begrippen structuur en interpretatie.[2]
Een definitie, die voor al deze vakgebieden bruikbaar is, is aan het begin van het Engelstalige artikel als volgt geformuleerd: "Structuralisme is een theoretisch paradigma met het grondprincipe, dat elementen van de menselijke cultuur in relatie staan tot een overkoepelend systeem of een structuur." – Verder is een citaat van de filosoof Simon Blackburn opgenomen: "Het structuralisme gaat ervan uit dat de verschijnselen van het menselijk leven niet begrijpelijk zijn zonder hun onderlinge relaties. Deze relaties vormen een structuur, en achter iedere lokale variatie van verschijnselen zijn er constante wetten van een abstracte cultuur."