Surakarta (vorstenstaat)

Karaton Surakarta Hadiningrat
 Sultanaat Mataram 1745 – 1945 Indonesië 
Kaart
Kaart van Surakarta (donkerroze) in 1830
Kaart van Surakarta (donkerroze) in 1830
Algemene gegevens
Hoofdstad Surakarta
Talen Javaans
Religie(s) Islam
Regering
Regeringsvorm Vorstenstaat
(tot 8 maart 1942 onder suzereiniteit van het Koninkrijk der Nederlanden)

Surakarta, in het Indonesisch Solo Adi Kasunanan ratta-ning geheten, was in Nederlands-Indië een zelfregerende vorstenstaat op het eiland Java. Het koloniale gezag stond de susuhunan van Surakarta toe daar vorst en bestuurder te zijn. De invloed van de resident, die werd aangesteld door de gouverneur-generaal van Nederlands-Indië om de belangen van Nederland te beschermen, was echter groot.

Het keizerrijk Surakarta is de belangrijkste opvolger van het Midden-Javaanse Rijk van Mataram. Het keizerlijk huis der Kartasura zegt af te stammen van de heersers van het hindoeïstische keizerrijk Majapahit dat in de tiende eeuw over Java heerste. De afstammelingen van Bagus Kachung die in 1558 tot Panembahan van Mataram werd uitgeroepen heersten over het grootste deel van Java en het eiland Madura. De titel van susuhunan, Maleis voor "hij aan wie schatting wordt betaald", werd in 1625 aangenomen door de heerser van Mataram, die daarmee in de ogen van de bevolking een heilige status verwierf. Toen de door Arabische kooplieden gepropageerde islam door de vorsten werd aangenomen bleef de bevolking nog lange tijd hindoe. Zij bleven, later ook als moslim, de vorst als een heilige persoon zien die op een heilige plek, de kraton, resideerde. Het rijk van de susuhunans was sterk gedecentraliseerd en op feodale wijze geregeerd, met lokale raja's, regenten en prinselijke families die op hun beurt als vazallen grote gebieden bestuurden.

De bloei van het keizerrijk Mataram was van korte duur. De toenemende macht van de Nederlandse Verenigde Oost-Indische Compagnie resulteerde in 1705 in de overdracht van grote gebieden waaronder Sumenep en Pamekasan in ruil voor "bescherming" door de VOC. De compagnie speelde de vorsten op Java tegen elkaar uit en bood bescherming aan die edelen die de VOC in ruil daarvoor begunstigden. Uiteindelijk werd de VOC de arbiter in de familie- en opvolgingstwisten in de vorstenlanden. Na de dood van de susuhunan Pakubuwono II in 1749 volgde een burgeroorlog om de opvolging op de troon van Mataram. Prins Mangkubumi weigerde de opvolging van Pakubuwono III van Soerakarta te accepteren en probeerde de macht in het keizerrijk te grijpen. Na zes jaar oorlog beheerste prins Mangkubumi het zuidwesten van het keizerrijk. De susuhunan behield met de Nederlandse militaire en politieke steun de controle over het noorden en oosten van zijn rijk. De hoge kosten en het gebrek aan middelen noopten de twee pretendenten om het ooit zo machtige rijk Mataram in twee nieuwe staten te verdelen, Surakarta onder de susuhunan en een nieuw Sultanaat Yogyakarta onder Mangkubumi als sultan Hamengkubuwono I. De Nederlanders waren de lachende derde bij deze klassieke verdeel en heers politiek. De verdeling werd op 13 februari 1755 definitief geregeld maar het duurde nog vijfenzeventig jaar voordat de grens tussen de staten werd vastgelegd. In 1757 resulteerde een opstand onder leiding van Mas Saidin in een verdere opdeling van het grondgebied. Het onderkoninkrijk Mangkunegaran ontstond in 1757, zogenaamd onder de algemene soevereiniteit van Surakarta, maar in werkelijkheid als een semi-onafhankelijk vorstendom dat de helft van het grondgebied van de voormalige susuhunan besloeg. Madura en een deel van de noordoostkust van Java werden in 1743 afgestaan. De Pasisir werd in 1746 afgestaan en de Mancanagara werd in 1830, na de Java-oorlog, aan de Nederlandse regering, die de plaats van de VOC had ingenomen, afgestaan.


From Wikipedia, the free encyclopedia · View on Wikipedia

Developed by Tubidy