Terbeschikkingstelling, afgekort tbs (voor 1988: terbeschikkingstelling van de regering, afgekort tbr), is in het Nederlandse strafrecht een maatregel die de rechter kan opleggen aan een verdachte van een misdrijf, waar minimaal vier jaar gevangenisstraf op staat of van enkele specifiek genoemde delicten (bijvoorbeeld bedreiging en stalking). Voorwaarde is dat de rechter ervan overtuigd is dat de verdachte ten tijde van het delict lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens.[1] Een causaal verband tussen het delict en de stoornis is niet vereist. De Hoge Raad heeft in 2008 nadrukkelijk bepaald dat het voldoende is als er sprake is van gelijktijdigheid. Als laatste officiële eis moet er een onderzoek zijn gedaan, dat niet ouder is dan één jaar. De PIJ-maatregel staat informeel bekend als jeugd-tbs. In het Belgische strafrecht spreekt men voor een vergelijkbare maatregel van internering.