Tibetaanse vechtkunsten zijn veelal gericht op zelfverdediging, maar ze worden ook als aanvalstechniek gebruikt, zoals het geval kan zijn bij tescao.
Een overeenkomst tussen de Tibetaanse vechtkunsten is dat er altijd in een bepaalde mate nadruk ligt op het ontwikkelen van evenwicht tussen lichaam en geest. Ook is er plaats voor Tibetaanse geneeskunde en Tibetaans boeddhistischemeditatie-elementen; in sommige gevallen bestond de vechtkunst al voor de intrede van het boeddhisme in Tibet.
Kateda is een vechtsport die veel weg heeft van Japanse vechtsporten, maar ook van het IndonesischePencak Silat. Bij Kateda worden slagen en trappen op het lichaam uitgedeeld, waarbij het lichaam zodanig is getraind dat het geen verwondingen oplevert.
Lama is een vechtkunst waarbij er sprake is van stoten zoals in het boksen, trappen zoals bij karate en taekwondo en grondwerk zoals in worstelen en judo.
Boabom is een vorm van zelfverdediging, meditatie en actieve ontspanning, waarbij bewegingen zijn gericht op een verhoging van het bewustzijn van het lichaam en het verkrijgen van een optimale staat van gezondheid, energie en vitaliteit
Qi dao is een vechtkunst en meditatietechniek, vergelijkbaar met de stijlen tai chi en de sjamaanseqi gong. Bij qi dao ligt de nadruk op het ontwikkelen van een harmonische ontwikkeling van bewegingen.