Tichel is een oude benaming voor baksteen, hoewel het ook om ongebakken, gedroogde leemsteen kan gaan.[1]
Het woord is verwant aan tegel en het Duitse Ziegel (= baksteen) en afkomstig van het Latijnse tegula (= dakpan).
De familienaam Tichelaar (= steenbakker) is ervan afgeleid. Ook de plaatsnamen Tegelen (ca. 1100: Tieglon) en Tielrode (866: Tigelrodo) verwijzen naar baksteenproductie.[2]