Tingieten is het maken van voorwerpen van tin door een gesmolten tinlegering in een mal te gieten. Zodra het tin gestold is kan het uit de mal verwijderd worden. Na afwerken van de gietranden is het voorwerp klaar.
Dat tin zo bruikbaar is voor het gieten, komt onder andere door het lage smeltpunt van 505 K, dat wil zeggen 232 °C. Een tinnen voorwerp moet dan ook nooit in de oven gebruikt worden. Het heeft echter ook te lijden van tinpest, een verandering van kristalstructuur tussen de 13 en 16 °C. In een gematigd klimaat wordt deze temperatuurgrens nog al eens gepasseerd, wat vooral effect heeft op tinnen orgelpijpen in weinig verwarmde kerkgebouwen.
De tingieter dient een tinlegering te gebruiken die veel tin bevat, namelijk minimaal 92% tin, aangevuld met koper of antimoon. Vanwege de giftigheid wordt lood niet meer in tinlegeringen gebruikt.
Het tin wordt gegoten in een mal van brons. Brons heeft een goede warmtegeleiding zodat het vloeibare tin snel afkoelt. De mal wordt opengemaakt en het gestolde tin wordt eruit geklopt. Tin kan ook gegoten worden in vormzand. Daarvoor wordt eerst een model van het voorwerp in het zand afgedrukt.