Onder tomografie wordt verstaan het op non-invasieve wijze maken van een tweedimensionale afbeelding die een doorsnede weergeeft van een driedimensionaal object. Dat object kan een menselijk lichaam, een dier, een plant of een dood voorwerp zijn. Het woord is gevormd uit het Oudgriekse τόμος tomos (snede) en γρᾰ́φειν graphein (schrijven).
Vroeger werden tomogrammen gemaakt met een röntgenapparaat waarin zowel de röntgenbron als de gevoelige plaat tijdens de opname zodanig werden bewogen dat alleen een dunne laag (de "tomos") op het denkbeeldige draaipunt van deze bewegingen scherp werd afgebeeld. Tegenwoordig vindt dit proces plaats door elektronisch veelvuldige opnamen (projecties) te maken en die te reconstrueren met een computerprogramma. Men spreekt daarom van computertomografie. Het gebruik van een computer maakt het mogelijk om meerdere lagen af te beelden en daaruit een ruimtelijk beeld te construeren. De (algemene) term CT-scan slaat dus alleen op de manier waarop de afzonderlijke beelden geïntegreerd worden tot een ruimtelijk beeld, en staat dus in principe los van de gebruikte beeldvormende techniek. De term CT-scan wordt specifiek ook gebruikt voor het maken van beelden met behulp van röntgenstraling.
Nevenstaande afbeelding toont het basisprincipe. P is het rechter zijaanzicht van de ruimtelijke figuur aan de linkerkant; alsof je een foto hebt gemaakt waarin uiteraard de diepte ontbreekt. S1 en S2 zijn twee doorsneden, op verschillende dieptes. In deze doorsnedes zijn gedeeltes zichtbaar die in het rechter zijaanzicht P aan het zicht onttrokken zijn.