Toonsoort

Er zijn binnen de tonaliteit, de tonale muziek, sinds de Klassieke Oudheid drie toongeslachten: het diatonische, chromatische en enharmonische. Bijv. in het diatonische toongeslacht maakt men gebruik van tetrachorden met diatonisch elkaar opvolgende secunden.

Elk toongeslacht kent verschillende toonsoorten of modi. Bijv. In de westerse tonale muziek zegeviert het diatonische toongeslacht, dat bestaat uit verschillende toonsoorten of modi zoals de gregoriaanse kerkmodi (waaronder ook de ionische die we nu gewoon majeur noemen) en mineur harmonisch (een afgeleide van de eolische door de zevende trap verhoogd), met soms een melodisch stijgende (zesde en zevende trap verhoogd) of melodisch dalende (zoals de eolische) wending. De typische eigenschappen van een toonsoort geven aan de muziek een specifiek karakter.

We gebruiken de term toonaard om de toonladder in een bepaalde toonsoort op een absolute toon (op een toonhoogte) weer te geven. Bijv. de toonsoort majeur beginnende op de toonhoogte fa is de toonaard F majeur of Fa majeur. Men kan i.p.v. majeur ook groot of grote-tertstoonladder zeggen. Het is de aard van de stemming die het karakter bepaalt van de voortekening.[1]

  1. L. Verbeke - Principes van de westerse tonaal-functionele harmonie - ISBN 9789074253062

From Wikipedia, the free encyclopedia · View on Wikipedia

Developed by razib.in