Tramophanging

Draaistel met tramophanging
Tramophanging, motor en overbrenging in zwart
'Integrierter Gesamtantrieb' (details niet zichtbaar) van een goederenlocomotief Baureihe 152

Tramophanging is een motorophangingsconfiguratie die veel gebruikt wordt bij spoorgebonden tractievoertuigen. De tractiemotor wordt hierbij op drie punten ondersteund, op twee punten via lagers op de aan te drijven wielas en via een veerelement met het draaistelframe. De motoras is hierbij parallel aan de aan te drijven wielas, beide zijn met elkaar verbonden met een tandwieloverbrenging. Door deze configuratie kan de as verticaal bewegen ten opzichte van het draaistelframe.

Doordat het draaistelframe zelf afgeveerd is, ontstaat een configuratie waarbij het gewicht van de tractiemotor half afgeveerd is. Nadeel hiervan is dat de elektromotor tijdens het rijden stoten te verduren krijgt. Aangezien dergelijke apparatuur daar niet goed tegen bestand is, geeft dit een maximumsnelheid. Vroeger werd deze manier van ophanging bij snelheden vanaf ongeveer 100 km/h niet meer gebruikt. Door de komst van draaistroommotoren, die kleiner en minder zwaar zijn, is het maximum bij 140 of soms zelfs 160 km/h komen te liggen. Bij hogere snelheden wordt een ophanging gebruikt waarbij de tractiemotor volledig is afgeveerd, bijvoorbeeld de zogenoemde 'Hohlwellen-Antrieb' (holle as-aandrijving).[1]

De naam van de ophangingsconfiguratie komt voort uit het vele gebruik bij de tramwegen voor de opkomst van de lagevloertrams. Bij de spoorwegen is dit nog een veelgebruikte technologie. Soms wordt ook de benaming neusophanging gebruikt, vergelijkbaar met het Engelse nose-suspended drive, verwijzend naar de uitstulping aan het motorhuis waaraan de vering met het (draaistel-)frame is bevestigd. Het Duitse Tatzlagerantrieb verwijst daarentegen naar de bevestigingen met de wielas.

  1. (en) Electric Traction Drives op railway-technical.com Geraadpleegd 3 oktober 2012

From Wikipedia, the free encyclopedia · View on Wikipedia

Developed by razib.in