Met tussentaal wordt in Vlaanderen en ook steeds meer in Nederland[1][2] de gesproken, informele Nederlandse spreektaal aangeduid, die niet echt dialect maar ook niet echt de Belgisch-Nederlandse vorm van het Standaardnederlands is. Het vormt een mesolect tussen de twee. De term werd bedacht voor Verkavelingsvlaams/soapvlaams, maar de Standaardnederlandse aanduiding tussentaal – die kan worden beschouwd als de moderne versie van een Vlaams dialect dat is vervlaamst, maar grammaticagewijs en woordgewijs aan het dialect gebonden is gebleven – wordt het meest gebruikt om het fenomeen te beschrijven. Bijvoorbeeld: "Oe hiette gaae?" (klassiek origineel Antwaarps dialect) of "Oe noemde gij?" (modern Verkavelingsvlaams Antwaarps dialect).
Het bestaan van tussentaal is voor veel taalwetenschappers overigens nog steeds omstreden. De 'tussentaal' verschilt in Vlaanderen per provincie. Zo verschilt de Gentse Oost-Vlaamse tussentaal aanzienlijk van de Aalsterse. Het is dan ook de vraag of tussentaal eigenlijk regiolect is. In ieder geval is het moeilijk om een grens te trekken tussen de begrippen regiolect – een samentrekking van regiodialect – en tussentaal (noch standaardtaal noch dialect). De verschillende soorten tussentaal zijn onderling meestal wel vrij goed verstaanbaar.