Bij tweehuizige (dioecische) planten komen de mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen niet op dezelfde plant voor. Er bestaan dus zowel mannelijke als vrouwelijke planten van deze soort.
Bij bloemplanten hebben de planten dan eenslachtige bloemen. Voorbeelden zijn de populier en de wilg. Door tweehuizigheid treedt altijd kruisbevruchting op. Een nadeel is dat alleen de vrouwelijke plant zaad vormt.
Bij de mossen, levermossen en hauwmossen is de "plant" de haploïde gametofyt. Bij tweehuizige mossen bevinden de geslachtsorganen (respectievelijk de mannelijke antheridia en de vrouwelijke archegonia) zich op verschillende planten.