Tweekleppigen Fossiel voorkomen: Vroeg-Cambrium – heden | |||||
---|---|---|---|---|---|
Schelpen van verschillende tweekleppigen | |||||
Taxonomische indeling | |||||
| |||||
Klasse | |||||
Bivalvia Linnaeus, 1759 | |||||
Synoniemen | |||||
| |||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||
Tweekleppigen op Wikispecies | |||||
(en) World Register of Marine Species | |||||
|
Tweekleppigen (Bivalvia) zijn een klasse van in water levende weekdieren (Mollusca). Tweekleppigen hebben een zijdelings afgeplat lichaam dat omgeven wordt door een harde schelp, bestaande uit twee helften die vaak grofweg elkaars spiegelbeeld zijn. Beide kleppen hebben vaak in elkaar grijpende slottanden en worden bijeen gehouden door sluitspieren. Bekende voorbeelden van tweekleppigen zijn mosselen, oesters, kokkels en mantels.
Tweekleppigen komen voor in zowel zout als zoet water. Ze hebben geen radula (rasptong) om voedsel te vergaren, maar zijn volledig ingesteld op het filteren van water. Met behulp van kieuwen kunnen tweekleppigen voedseldeeltjes vangen en ademen. De meeste tweekleppigen hebben een gespierde voet waarmee ze zich in de bodem ingraven. Anderen hechten zich vast aan rotsen of andere harde oppervlakken. Enkele soorten, zoals de vijlschelpen, hebben een zwemmende levenswijze.
Tweekleppigen zijn van oudsher een belangrijk onderdeel van het menselijk dieet. Oesters werden al in de Romeinse tijd gekweekt en sinds de uitvinding van maricultuur zijn tweekleppigen een belangrijke voedselbron geworden. Kennis van voortplantingscycli van weekdieren heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van nieuwe kweektechnieken. Tweekleppigen zijn daarnaast de enige bron van natuurlijke parels. De schelpen worden gebruikt in kunst en bij de vervaardiging van sieraden en knopen.