Een ville nouvelle is een "nieuwe stad" in Frankrijk, ontwikkeld volgens een programma uit het midden van de jaren 60. Intussen werden een tiental "nieuwe steden" gecreëerd, sommige in één enkele bestaande gemeente, sommige als een agglomeratie van verschillende gemeenten.
De Franse regering nam in 1965 een nieuw "Schéma d'aménagement et d'urbanisme de la région parisienne" (SDAURP) aan, waarin men besloot de regio van Parijs losser te maken van de hoofdstad. Meerdere ontwikkelingspolen buiten het centrum van de agglomeratie zouden worden uitgebouwd en een eigen zelfstandigheid ontwikkelen. Deze nieuwe polen moesten uit het niets gebouwd worden, buiten de bestaande steden, maar mochten niet te ver van het centrum van Parijs verwijderd zijn, zo'n 15 tot 50 km. Dit plan voor de ruimtelijk ordening kwam na het Plan d'aménagement et d'organisation générale (PADOG) uit 1960, waarin men de Parijse regio wilde ontwikkelen door naast de nieuwe kernen ook de oude kernen uit de rand te herwaarderen. In de loop van de jaren 60 werd het SDAURP uitgewerkt onder leiding van Paul Delouvrier.
Op nationaal niveau werden ook villes nouvelles gepland rond Rouen, Lyon, Rijsel en Marseille. Voor de coördinatie werd eind 1970 een "Groupe central des villes nouvelles" (GCVN) opgericht onder leiding van René Goetze en Jean-Eudes Roullier.
De nieuwe steden mochten geen slaapsteden worden en de grote woonblokken uit het begin van de jaren 60 waren een voorbeeld hoe het niet moest. De nieuwe steden moesten een zekere zelfstandigheid hebben binnen de agglomeratie met een goed evenwicht tussen een woon- en werkfunctie. Negen villes nouvelles worden gepland, waarvan vijf in de Parijse regio:
Bij Lyon:
Bij Marseille:
Bij Parijs:
Bij Rijsel:
Bij Rouen:
Het programma wordt uitgevoerd binnen het juridisch kader van een "Opération d'intérêt national" (OIN), zodat de staat volledige controle heeft over de gronden. Op lokaal niveau wordt voor elke ville nouvelle een "Établissement public d'aménagement" (EPA) ingesteld om de bouw en de stadsontwikkeling te beheren. Deze instellingen zijn samengesteld uit staatsambtenaren en beschikken over een grote autonomie. Elke EPA kan gebruikmaken van een aantal nieuw gecreëerde wettelijke constructies. Zo staat een "Zone d'aménagement différé" (ZAD) de EPA toe om elke stedelijke ontwikkelen te bevriezen in het gebied waar de ville nouvelle moet komen en worden grondspeculaties beperkt. De terreinen worden door de EPA gekocht dankzij een voorkeursrecht bij de verkoop en zo kunnen de planologen op lange termijn werken aan de stadsplanning. De procedure van de "Zone d'aménagement concerté" (ZAC) werd gecreëerd in 1967, als opvolger van de "Zone à urbaniser en priorité" (ZUP). Deze produce moest zorgen voor een makkelijker samenwerking tussen verschillende betrokken actoren, zoals de openbare instanties, de planologen en de private promotoren, al bleef de staat het laatste woord houden. Op lokaal niveau werden nog bovengemeentelijke samenwerkingsstructuren ingericht volgens de Wet Boscher van 10 juli 1970. Dit waren de "Syndicats communautaires d'aménagement" (SCA) die de gemeenten groepeerden waarin de nieuwe stad zal komen te liggen.