Vojvoda van Zevenburgen

Sigismund Báthory, de laatste woiwode van Zevenburgen

De woiwode van Zevenburgen (Duits: Woiwode von Siebenbürgen, Hongaars: erdélyi vajda, Latijn: voivoda Transsylvaniae, Roemeens: voievodul Transilvaniei) was de hoogste ambtenaar in Transsylvanië binnen het koninkrijk Hongarije van de 12e tot de 16e eeuw. Hij werd aangeduid door de koning van Hongarije en was tevens eeuwigdurend ispán van het comitaat Fehér. Als woiwode van Zevenburgen stond hij evenwel boven de andere ispáns.

De dragers van dit ambt hadden verreikende militaire, bestuurlijke en gerechtelijke bevoegdheden, maar hun gezag gold niet in heel Zevenburgen. De gemeenschappen van de Saksen, die in de Königsboden woonden, en de Szeklers waren sinds de 13e eeuw ingedeeld in stoelen, en stonden niet onder het bestuur van de woiwode. Desondanks was het woiwodschap Zevenburgen de grootste bestuurlijke eenheid binnen het koninkrijk Hongarije in de 15e eeuw. De woiwodes genoten een inkomen van de koninklijke landgoeden die bij de functie hoorden, maar het recht om land toe te kennen, cijnzen en belastingen te innen en munten te slaan was voorbehouden aan de koning.

Door de geleidelijke desintegratie van het middeleeuwse koninkrijk Hongarije, waren de laatste woiwodes van Zevenburgen, die uit het geslacht Báthory stamden, niet langer koninklijke ambtenaren. In de plaats werden zij als "vorst van Zevenburgen" staatshoofden, zij het onder Ottomaanse suzereiniteit. Stefan Báthory, die door de Zevenburgse Landdag tot woiwode was gekozen, gaf de titel van woiwode op en nam in 1576 de titel van vorst aan, nadat hij in 1576 tot koning van Polen was gekozen.


From Wikipedia, the free encyclopedia · View on Wikipedia

Developed by razib.in