Periodes uit de westerse geschiedenis | ||||
---|---|---|---|---|
|
De vroegmoderne tijd[1] – ook wel nieuwe tijd[2] of ancien régime – is een periode van enkele eeuwen in de geschiedenis van Europa, volgend op de middeleeuwen. Volgens de gangbare periodisering beslaat de vroegmoderne tijd de periode van eind vijftiende tot einde achttiende eeuw,[3] en wordt ze gevolgd door de moderne tijd. De naam nieuwe tijd wordt ook wel gebruikt voor de vroegmoderne en moderne tijd samen.
Belangrijke elementen in de overgang van middeleeuwen naar vroegmoderne tijd, waren het onder invloed van het humanisme veranderende mensbeeld, en de ontwikkeling van de boekdrukkunst door Johannes Gutenberg. Historisch en politiek markante cesuren waren de val van Constantinopel in 1453, de ontdekking van Amerika door Christoffel Columbus in 1492, het einde van de reconquista in hetzelfde jaar en het begin van de reformatie in 1517.
Het was ook het tijdperk waarin de Europese kolonisatie begon en de protestantse Reformatie plaatsvond, die de Europese godsdienstoorlogen tot gevolg had. In de meeste Europese staten won het centraal gezag aan betekenis; enkele landen ontwikkelden zich tot nationale staten. Ten gevolge van de ontdekking van Amerika ontwikkelden de economieën rond de kusten van de Atlantische oceaan zich in een snel tempo. Het economisch en politiek belang van Europa nam in die periode sterk toe, terwijl andere beschavingen in hun voortbestaan bedreigd werden. Een uitzondering daarop was het Chinese keizerrijk, dat onder de Ming- en de Qing-dynastie een bloeiperiode doormaakte.
Tijdens de vroegmoderne tijd begonnen twee maatschappelijke 'revoluties'. Van groot belang was de wetenschappelijke revolutie. De industriële revolutie in Engeland was "zonder enige twijfel een van de belangrijkste cesuren in de wereldgeschiedenis".[4] Deze begon in de tweede helft van de achttiende eeuw.